Toezicht provincie gehandicaptenparkeren

Waarom de provincie gemeenten moet aanspreken op ongelijkheid bij gehandicaptenparkeren

In Nederland mogen gemeenten grotendeels zelf bepalen hoe zij hun parkeerbeleid inrichten. Op grond van de Wegenverkeerswet 1994 kunnen zij regels stellen over parkeertarieven, vergunningen en parkeerplaatsen. Dat geldt ook voor het gehandicaptenparkeren: waar de plaatsen liggen, hoe ontheffingen worden verleend en of men wel of niet gratis mag parkeren.

Toch is die vrijheid niet onbeperkt. De Regeling gehandicaptenparkeerkaart bevat landelijke regels over wie recht heeft op een gehandicaptenkaart en hoe deze eruit moet zien. Daarnaast verplicht het VN-verdrag Handicap (artikelen 9 en 19) overheden om te zorgen voor gelijke toegang tot mobiliteit en openbare voorzieningen, zonder onredelijke verschillen tussen gemeenten.

In de praktijk blijkt dat gemeenten nog vaak uiteenlopende regels hanteren. In de ene gemeente mag iemand met een gehandicaptenkaart overal gratis parkeren, in de andere moet worden betaald of een aparte lokale vergunning worden aangevraagd. Zulke verschillen maken reizen voor mensen met een beperking onnodig ingewikkeld en soms zelfs onmogelijk.

Hier ligt een duidelijke toezichthoudende taak voor de provincie. Volgens artikel 182 van de Provinciewet houdt de provincie toezicht op de rechtmatigheid van gemeentelijke besluiten. Als gemeenten structureel afwijken van landelijke of internationale verplichtingen – zoals de Regeling gehandicaptenparkeerkaart of het VN-verdrag Handicap – hoort de provincie dit te signaleren en gemeenten daarop aan te spreken.

Echte toegankelijkheid vraagt immers om gelijke regels in het hele land, niet om een lappendeken van lokale uitzonderingen. Het is aan de provincies om te bewaken dat iedere gemeente bijdraagt aan dat doel.

Share

Vergelijkbare berichten