Wat moet een toegankelijk centrum bieden voor mensen met een beperking?
Veel Nederlandse binnensteden worden autoluw of autovrij. Voor mensen met een beperking kan dat de toegankelijkheid flink verminderen. Toch zijn er duidelijke richtlijnen waaraan een centrum moet voldoen om echt toegankelijk te zijn — ook voor wie slecht ter been is, een hulpmiddel gebruikt, of afhankelijk is van aangepaste vervoersroutes.
Op deze pagina vind je een helder overzicht van de belangrijkste voorwaarden voor een toegankelijk, veilig en bruikbaar centrumgebied.
1. Goede bereikbaarheid en parkeren
Voor veel mensen met een beperking begint toegankelijkheid bij kunnen parkeren binnen acceptabele loopafstand.
-
Voldoende gehandicaptenparkeerplaatsen op logische plekken (ingangen, pleinen, hoofdstraten).
-
Parkeerplaatsen minimaal 3,5 meter breed, vlak en obstakelvrij.
-
Geen onnodige tijdsrestricties.
-
Toegankelijke parkeerautomaten of alternatieven (app, helpknop, lage bediening).
-
Drempelvrije en veilige route van parkeerplaats naar winkelgebied.
2. Drempelvrije, veilige looproutes
Centra moeten door iedereen zelfstandig te gebruiken zijn.
-
Vlakke, brede trottoirs (minimaal 1,80 meter).
-
Geen obstakels zoals uitstallingen, reclameborden of wildgeparkeerde fietsen.
-
Geleidelijnen voor blinden en slechtzienden.
-
Oprijranden bij oversteken (maximaal 2 cm hoogteverschil).
-
Zitplekken om de 50–100 meter voor mensen met beperkte belastbaarheid.
-
Goede verlichting voor veiligheid en zichtbaarheid.
3. Toegankelijke winkels, horeca en publieke gebouwen
Veel mensen met een beperking worden nog steeds buitengesloten door drempels of te smalle doorgangen.
Een toegankelijk centrum zorgt voor:
-
Drempelvrije entrees of een stevige oprijplaat.
-
Automatische of licht te openen deuren.
-
Gangpaden tussen 1,20 en 1,50 meter breed.
-
Toegankelijke kassa’s met een lager deel.
-
Ruimte voor rolstoelen en scootmobielen binnen.
-
Minimaal één goed vindbaar invalidentoilet in het centrum.
4. Openbaar vervoer dat aansluit op de praktijk
Ook zonder eigen vervoer moet een centrum bereikbaar zijn.
-
Haltes met drempelloze instap.
-
Visuele én auditieve reisinformatie.
-
Ruimte voor hulpmiddelen in bus en tram.
-
Logische verbindingen tussen haltes en winkelroutes.
-
Alternatieven voor ontoegankelijke deelfietsen of deelscooters.
5. Duidelijke informatie en navigatie
Informatie moet bruikbaar zijn voor iedereen.
-
Contrasterende bewegwijzering en grote lettertypes.
-
Heldere routeaanduidingen naar parkeerplekken, toiletten en belangrijke locaties.
-
Toegankelijke websites en plattegronden (WCAG 2.1 AA).
-
Een actuele lijst met drempelvrije winkels en voorzieningen.
6. Veiligheid en bruikbaarheid
Een centrum is pas toegankelijk als het veilig te gebruiken is.
-
Voldoende verlichting op pleinen en routes.
-
Antislipvloeren bij winkelentrees.
-
Bij wegwerkzaamheden altijd een toegankelijk alternatief.
-
Rustige zones voor mensen met prikkelgevoeligheid.
7. Meedenken met ervaringsdeskundigen
De beste centra zijn ontworpen mét de mensen die het dagelijks gebruiken.
-
Regelmatige schouwen met lokale ervaringsdeskundigen.
-
Betrekken van mensen met zichtbare en onzichtbare beperkingen.
-
Niet beslissen over autoluwe maatregelen zonder bereikbaarheidsalternatieven.
Conclusie: toegankelijkheid is geen luxe, maar een recht
Het VN-Verdrag Handicap stelt dat iedereen volwaardig moet kunnen deelnemen aan de samenleving. Een centrum dat niet toegankelijk is, sluit dus inwoners en bezoekers uit — vaak precies de mensen die de stad het hardst nodig hebben voor hun dagelijkse voorzieningen.
Een goed ingericht centrum maakt deelname juist eenvoudiger, veiliger en menswaardiger.
