Aanvullingen: landelijke parkeerproblemen voor mensen met een beperking
Beste lezers,
Naar aanleiding van onze eerdere berichtgeving willen wij u informeren over nieuwe stappen die zijn gezet door een groep (oud-)politiemensen die zelf of via hun partner afhankelijk zijn van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK).
Klacht bij het College voor de Rechten van de Mens
De groep heeft het College voor de Rechten van de Mens gevraagd om een oordeel over de structurele parkeerproblemen die mensen met een beperking dagelijks ondervinden. Ondanks eerdere meldingen bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de Nationale Ombudsman, de Tweede Kamer en verschillende politieke partijen, blijft een landelijke oplossing uit.
Aanvullende knelpunten
Naast de eerder gesignaleerde obstakels, wijzen de oud-politiemensen op:
-
Dagelijks moeten controleren of er een vergunning nodig is voordat een bestemming bezocht kan worden.
-
Problemen met digitale parkeerapps die niet bruikbaar zijn voor ouderen of mensen zonder geschikte telefoon of DigiD.
-
Onterechte boetes door handhaving die niet conform het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) gebeurt.
Beroep op mensenrechten en wetgeving
De groep vraagt het College te beoordelen of de huidige praktijk in strijd is met:
-
VN-verdrag Handicap (art. 9 en 20),
-
Grondwet (art. 1 en 11),
-
AVG,
-
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (art. 8 en 14).
Oproep tot landelijke actie
Volgens woordvoerder Martin Slingenberg:
“Het is onacceptabel dat mensen met een beperking dagelijks worden belemmerd in hun mobiliteit. Ondanks een geldige GPK stuiten zij op willekeurige regels, ontoegankelijke parkeersystemen en parkeergarages waar ze niet in kunnen. Het College kan eindelijk het signaal geven dat landelijke actie noodzakelijk is.”
De groep pleit voor:
-
Uniforme, landelijke parkeerregels voor GPK-houders,
-
Toegankelijke betaal- en parkeersystemen,
-
Voldoende en toegankelijke gehandicaptenparkeerplaatsen,
-
Volwaardige alternatieven voor ontoegankelijke parkeergarages,
-
Landelijk controle- en handhavingsbeleid.
————————————————————————————————————————————–
Betreft: Aanvulling op klacht inzake parkeertoegankelijkheid voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK)
Datum: 4 oktober 2025
Geachte leden van het College,
Naar aanleiding van onze eerder ingediende klacht willen wij hierbij nogmaals een aanvulling doen. Deze aanvulling richt zich met name op de aspecten van discriminatie en de internationale aanbevelingen die Nederland heeft ontvangen, welke onze klacht verder onderbouwen.
- Structurele indirecte discriminatie
Hoewel GPK-houders op grond van het RVV 1990 bepaalde landelijke rechten hebben, blijkt in de praktijk dat deze door digitale systemen en gemeentelijke regels worden uitgehold. Dit leidt tot indirecte discriminatie:
- Digitale parkeerapps en scanauto’s sluiten mensen uit die geen smartphone of DigiD kunnen gebruiken vanwege fysieke of cognitieve beperkingen.
- Gemeentelijke verschillen zorgen ervoor dat houders van een landelijke GPK in de ene gemeente wél en in de andere géén gebruik kunnen maken van hun rechten. Dit betekent ongelijke behandeling op basis van woonplaats.
- Parkeergarages met hoogtebeperkingen sluiten rolstoelaangepaste voertuigen uit, waardoor toegang tot voorzieningen wordt ontzegd.
Deze praktijken maken het voor personen met een handicap feitelijk onmogelijk om gebruik te maken van dezelfde voorzieningen als andere burgers, en vormen daarmee een ongerechtvaardigd onderscheid in strijd met art. 1 Grondwet en art. 14 EVRM.
- Plicht tot redelijke aanpassingen
Volgens art. 2 VN-verdrag Handicap bestaat de plicht tot het treffen van redelijke aanpassingen. Gemeenten en exploitanten van parkeersystemen laten dit na door:
- systemen niet toegankelijk te maken,
- geen alternatieven te bieden voor mensen die geen apps kunnen gebruiken,
- geen reële oplossingen te bieden voor voertuigen die niet in garages passen.
Het niet treffen van zulke aanpassingen leidt tot discriminatie.
- Internationale aanbevelingen VN-Comité Handicap
Het VN-Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap heeft in zijn slotopmerkingen (2021) ernstige zorgen geuit over de Nederlandse praktijk, waaronder:
- gebrekkige toegankelijkheid van de openbare ruimte en digitale diensten,
- onvoldoende landelijke uniformiteit in beleid,
- het ontbreken van doeltreffende klachtenprocedures.
De situatie van GPK-houders sluit direct aan bij deze kritiek. Daarmee is dit niet slechts een lokaal probleem, maar een structureel mensenrechtenvraagstuk dat al internationaal is gesignaleerd.
Ons verzoek
Wij verzoeken het College om in het oordeel expliciet te betrekken dat de huidige praktijk neerkomt op indirecte discriminatie van personen met een handicap, in strijd met:
- art. 9 en 20 VN-verdrag Handicap,
- art. 2 VN-verdrag Handicap (redelijke aanpassingen),
- art. 1 en 11 Grondwet,
- art. 8 en 14 EVRM.
Daarnaast vragen wij het College om in zijn aanbevelingen aan te dringen op:
- landelijke uniformiteit en toegankelijkheid van parkeersystemen,
- waarborgen voor digitale inclusie,
- structurele oplossingen voor ontoegankelijke parkeergarages.
Wij zijn vanzelfsprekend bereid om deze aanvulling nader toe te lichten.
Met hoogachting,
Contact
Voor vragen of toelichting:
-
Martin Slingenberg – Kloetinge
-
Jan Stuut – Vlissingen
-
Mario van Hilst – Breda
-
Herman Nieuwenhuis – Malden
-
Peter Tazelaar – Terneuzen

